begint een vorm te krijgen
de vorm van dingen met z'n allen,
en toch weer ruzie en verveling
de lijven bonkig
polderjongens
de meiden
kleine vrouwen al
het water koud
maar net niet koud genoeg
elkaar leuk vinden
maar net niet leuk genoeg
gloednieuwe picknickbanken
gekleed in badhanddoeken en
namen gelegd in schelpenletters
Sanne, Ruben, Nick
daar zit ik op en zie mijn kind
de derde
in de sloot
zijn schouders onder kroos
naast mij een kleine jongen
hij zwemt niet zegt hij
opgewonden springend, wijzend
hij ziet zijn opa op een tractor in de verte
de kale zon, het vale gras, de stemmen in de wind
daar komt de weemoed weer
ik zit weer in de polder in de zomer
en alles gaat zo snel